Reisreportage: De vrouw die het probeerde [Volkskrant Magazine]

© Hisko Hulsing
De vrouw die het probeerde
© Hisko Hulsing

Mijn moeder bietst een Cup Noodles van een stewardess en vraagt of ik ook wil. We zijn voor het eerst met z’n tweeën op reis, mijn moedertje en ik. Het is dertien jaar geleden dat ik voor het laatst in China was en deze reis van tien dagen is de langste periode die ik ooit alleen met mijn moeder heb doorgebracht. Wanneer ik mijn moeder bezoek, is ze meestal met mijn vader aan het werk in de eettent die ze al meer dan twintig jaar samen runnen. De laatste keer in China was ik 17. Nu ben ik 30 en bruidloos.

Eind vorig jaar hadden we een korte discussie. Mijn moeder wilde me per se een foto laten zien van de dochter van een vriendin van haar in Shanghai, in een subtiele poging ons te koppelen en/of me alsnog heteroseksueel te maken: ‘Bekijk de foto gewoon even. Misschien word je wel meteen verliefd op haar. Je weet het niet. Kijk tenminste even!’

Mijn moeder kan niet tegen alleen zijn. Ze koopt bloemetjesjurken die ze zelf niet dicht kan ritsen, ze vraagt constant of iemand honger heeft en ze denkt dat alleen trouwen en kinderen krijgen je als mens compleet maken. Ze heeft deze reis gedeelde hotelkamers voor haar en mij geboekt – in Nederland is ze het gewend om wakker te worden met mijn vader die altijd om half zes ’s ochtends het nieuws op zijn tablet begint te lezen.

Een half jaar geleden kwam ik bij hen uit de kast. Vanaf dat moment zou het constant koppelen aan potentiële Chinese bruiden stoppen. Dacht ik.

Tot vandaag, in Shanghai.

Dag 1 Shanghai

‘Toevallig’ had de dochter van de foto tijd om ons rond te leiden over de Bund, de oeverpromenade langs de Huangpu-rivier die Shanghai doorklieft. Wanneer we achter haar aanlopen, stoot mijn moeder me aan en, alsof ze me een reden moet geven, fluistert ze: ‘Zij heeft tijd en ze woont in Shanghai, Pete. Nu kun je haar ontmoeten en leren kennen.’ Mijn moeder probeert het wel te zijn. Maar ze is geen subtiele vrouw.

Dag 2 Trakteren

Inmiddels ben ik al twee dagen op een blind date met een vrouw op wie ik toch nooit zal vallen, en mét mijn moedertje telkens in de buurt, die verbaasd dingen roept als: ‘Wat toevallig, Pete houdt óók van fotografie en ademen! Pete, vertel eens hoe jij ademt, snel!’

Zodra we klaar zijn met de tweede date – noodlesoep in een tl-verlicht winkelcentrum – racet zowel de dochter als mijn moeder naar de kassa. Mijn moeder roept terwijl ze met briefgeld in het gezicht van de bediende zwaait: ‘Doe niet zo gek, jij gaat niet betalen voor ons avondeten!’ De dochter smijt haar creditcard op de counter en schreeuwt: ‘Waar blijft de rekening?’ Waarop mijn moeder de kaart op de grond smijt: ‘Je bent jonger dan ik! Dit is belachelijk!’. De dochter: ‘Nee hoor! Het is mij een genoegen!’

Zo’n toneelstukje waarbij iedereen aan tafel onder luid geschreeuw en gespeelde verontwaardiging worstelt om de rekening, ken ik alleen uit de Chinese tv-series die mijn ouders vroeger keken en komt de rest van de reis vrijwel elke dag voor. De gewoonte is veelal een eerding: Chinezen vormen sterke banden door voor elkaars avondeten te betalen, en later begrijp ik van een aangetrouwde tante dat er bij iedereen constant het idee heerst dat mensen achter hun rug om over hen zullen praten.

Ik denk niet dat de dochter ook in het koppelcomplot zit, maar ze vertelt me in de metro wel dat mijn moeder heeft gezegd dat ik moet trouwen. In mijn moeder woedt de nog onvervulde wens: ze wil dolgraag opscheppen dat ze extra vroeg met pensioen kan om zich de rest van haar leven liefdevol over een dozijn kleinkinderen en een Hermès-tas te ontfermen.

Vandaag blijft mijn moeder ten minste één schande bespaard: ze wint. Rekent triomfantelijk af. Zij zal niet de vrouw zijn die niet heeft getrakteerd.

Dag 4 Moerbeien

Mijn oom knikt: ‘Wenzhou is een onbeleefde puinhoopstad geworden.’ Ik ben aangekomen in de thuisstad van mijn ouders en we zijn onderweg naar het hotel, achter in een Uber – de fietstaxi’s van vorige keer zie ik amper meer. De stad is in dertien jaar tijd volgebouwd met banken, massagesalons, hoge flatgebouwen met airco’s en enorme overdekte winkelcentra.

Buiten ons hotel staat een schreeuwende fruitverkoper die me de weg verspert en me dwingt iets te kopen. ‘Heb jij honger? Je vader houdt zo van moerbeien’, zegt mijn moeder. ‘Jammer dat hij niet mee is. In Nederland heb je geen verse moerbeien.’ Ze zoekt naar een van de weinige dingen die haar nog aan het oude China doen denken. Ze vertrok in de jaren tachtig; sindsdien is China in sneltreinvaart doorgegaan, zonder haar. Dorpse zandwegen zijn inmiddels bedolven onder asfalt, iedereen op straat buigt zich over smartphones en er wordt gegeten in tl-verlichte winkelcentra.

In één ding loopt in ieder geval de Chinese regering nog in de conservatieve pas met mijn ouders, zo lees ik: sinds dit jaar mogen er geen homoseksuele personages meer op de Chinese televisie verschijnen wegens hun ‘vulgaire, immorele en ongezonde inhoud’.

Dag 6 Krabingewanden

Er wordt net een haan voor mijn ogen geslacht. Even later drijft een verse hanenkop in de vettige soep voor ons, als ontbijt, in een bakstenen restaurant ergens in de bergen. Na alle stukken zeekomkommer die me hier zijn voorgeschoteld doet de slachting me eigenlijk niets meer. We doen deze dagen een ronde verplichte eetbezoekjes langs familieleden, in restaurants of bij hen thuis.

Zo’n eetmarathon betekent drie keer warm eten, de hele dag door. Ik kies voor iets wat ik herken uit mijn moeders keuken, ingemaakte groenten, en wordt uitgelachen: het is het goedkoopste gerecht op tafel, gemaakt van restjes. Vervolgens wordt er van alles op mijn bord gestapeld. Halve krabben, hele garnalen, gedroogde haai, waterkastanjes, gestoomde tuinbonen, platte schijven tahoe en slierten visgelatine met wat moerbeien toe.

Zo wordt liefde voor je naasten in mijn familie getoond: je voedt ze. Je voedt ze. Je voedt ze nog een keer. Je schreeuwt dat ze moeten eten. Je gooit eigenhandig alles op hun bord en je dwingt ze te eten. Eten ze niet, dan speel je dat je diep beledigd bent. Dat gaat per maal ongeveer zo:

‘Pete, heb je weleens de ingewanden van een krab gegeten als ontbijt? Proef!’

‘Is dit hoe Nederlanders kijken wanneer ze iets lekker vinden? Heb je eigenlijk al een vriendin? Je bent al 30!’

‘Visingewandengelatine slurp je op. Kijk, zo! Bij wie gaan jullie zo lunchen?’

‘Haha, jongens, hij lust niet eens krabingewanden! Zodra je een vrouw krijgt, leer je dit wel eten!’

‘Cola? Nee. Dit is sojasaus. Met visgelatine. Eet eet eet!’

‘Hahaha, hij spuugt het uit! Jongens, kom kijken, hij spuugt ingewanden uit! Zeg tegen je moedertje dat haar zoon een lang vrouwtje nodig heeft! Je bent zo lang!’

‘Pete, heb je weleens de ingewanden van een zeekomkommer gegeten als lunch? Proef!’

Daarna probeert iedereen te betalen en vraagt mijn moeder of ik alweer honger heb.

Dag 7 Slingers

Er zweeft as door de lucht. Alles ruikt naar verbrand papier. ‘Oma zou zo gelukkig zijn geweest dat je bent teruggekeerd naar China. Bovendien gaat je nichtje trouwen. Zo gelukkig’, zegt mijn tante terwijl ze een arm om mijn schouder probeert te slaan. Ze is even klein als mijn moeder dus het wordt een soort ongemakkelijke hangpoging.

We eren vandaag mijn overleden grootouders bij hun gezamenlijke graf ergens in de doodstille beboste bergen bij Wenzhou. Mijn moeder hangt felgekleurde papieren slingers over hun grafsteen. Links ligt oma, rechts ligt opa. De jaarlijkse Grafveegdag of Qingmingdag in China is alweer een aantal weken geleden, maar wij doen de rituelen van die dag nog eens dunnetjes over.

Na het schoonvegen van de met dode takken en bladeren bezaaide stenen tekent mijn oom met krijt een cirkel op de grond en bedanken we mijn grootouders, terwijl giften worden ‘geofferd’ door die binnen de getekende cirkel te verbranden: duizenden nepbankbiljetten, kleine plastic auto’s, nephorloges, nepgouden armbanden en andere dingen die mijn opa en oma in het hiernamaals nodig zouden kunnen hebben.

Alles aan het ritueel is charmant in haar eenvoud. ‘Hebben we geen iPhones voor ze dit keer?’, vraagt mijn moeder, terwijl ze een goudkleurige nep-Nokia 3300 in de vlammen gooit. Mijn tante haalt haar schouders op. ‘Nee, geven wij volgende keer wel, ze hebben toch geen bereik in het hiernamaals.’ Ze schenkt intussen rijstwijn in plastic bekertjes in voor mijn opa. Ze heeft vanochtend speciaal stukjes courgette gesneden om wierookstokjes in te steken bij het graf, maar mijn oom zet zo’n stokje nonchalant in een leeg bierblikje.

Ik volg de bewegingen van mijn moeder: ze maakt drie keer een bidbeweging op haar knieën terwijl ze zachtjes fluistert tegen haar overleden ouders. Ik versta haar niet, maar ik weet wat ze denkt: mijn ouders zijn bang dat ik zonder kinderen hulpeloos zal eindigen; niemand zal elk jaar mijn graf komen schoonvegen.

Toen ik net tegen mijn ouders had verteld dat ik niet op meisjes val, zei mijn vader: ‘Je gaat zelf maar naar je opa om te vertellen dat je hem geen kleinkinderen zult geven. Bied je excuses aan, ik ga dat niet voor je doen.’ Ik denk aan dat moment, terwijl ik met gevouwen handen drie keer diep buig richting mijn grootvader, op rechts. Een kleine man, in mijn herinnering, de baas van de lokale boerenbond.

Mijn moeder legt even een weggewaaide slinger goed. In China geldt: in het leven hang je zelf de slingers op, na je dood hoop je dat je kinderen hebt die dat voor je doen.

Dag 8 Volwassen

Mijn moeder poseert voor een 3 meter hoge muurfoto van een man en vrouw in wit. We zijn op het bruiloftsfeest van mijn nicht en we zien al voor de vijftiende keer dezelfde kitscherige knuffelrockbeelden van het paar voorbijkomen, gemonteerd op jarennegentighit Truly Madly Deeply van Savage Garden.

Vanochtend waren we bij mijn oom thuis, terwijl zijn dochter zich met haar bruidsmeisjes achter gesloten slaapkamerdeuren klaarmaakte voor wat een soort paringsritueel leek: niet veel later kwamen de bruidegom en zijn tien getuigen het huis binnenstormen met giften voor mijn oom, om zijn dochter te ‘kopen’.

Vervolgens probeerde de toekomstige echtgenoot en consorten de slaapkamerdeur van de bruid te forceren in een poging haar mee te nemen, het ouderlijke huis uit. De bruid hield echter de deur op slot tot ze hem op dramatische wijze toch maar binnenliet. Eenmaal binnen kreeg mijn toekomstige zwager opdrachten opgelegd van de bruidsmeisjes: hij moest onder meer zich opdrukken en zijn tanden poetsen met azijn.

De dag van de bruiloft markeert meteen de dag van de verhuizing uit huis: mijn nicht huilde bij het afscheid van haar ouders en toen ging de hele stoet met dure auto’s en de spullen van mijn nicht naar het huis van haar toekomstige man. Blijkbaar had ik als aanwezige mannelijke vertegenwoordiger van haar vaders naaste familie ook een rol: ik hielp mee een van haar koffers haar nieuwe huis in te dragen.

En nu is er dus dat bombastische eetfeest van twaalf gangen in een hotelrestaurant. Ik zie tientallen Chinezen rood van de drank. Een bediende schept rijst met krabingewanden op. Mijn moeder roept: ‘Mijn zoon maakt elke dag zelf rijst klaar! Echt een Chinees!’ In de zaal schreeuwen en joelen 280 Chinezen rondom een catwalk inclusief ronddraaiende schijf in het midden, waar het bruidspaar een aantal keer over flaneert in verschillende outfits.

Ik zie mijn moeder kijken: dit had ze voor mij gewild. Ik probeer me voor te stellen hoe het zou zijn als homokoppels mochten trouwen in China. Een Chinese collega-journalist vertelde me: ‘Homoseksualiteit is in China een onderwerp waar we niet over praten, want we zijn nog niet volwassen genoeg.’ Dat is verdrietig, maar ook hoopvol: nog niet, zegt hij.

Dag 10 Cup Noodles

‘Je weet dat ze je echt leuk vindt, hè?’ Mijn moeder heeft om half zes ’s ochtends op onze laatste dag in China de gordijnen opengeslagen. Ik haal liggend mijn schouders op. De wekker gaat pas over een uur.

‘Heb je haar verteld dat je op mannen valt? Nee? Gelukkig. Anders vertelt ze het haar moeder en dan weet de rest het ook. En dan word ik uitgelachen.’ Ze is geen subtiele vrouw.

Dit klinkt misschien als weer een harde afwijzing, maar ik hoor een vorm van acceptatie. Natuurlijk kijk ik uit naar het moment waarop ze me accepteert zoals ik ben, iemand die haar aan het lachen maakt omdat ik een slapsticky koprol maak door onze hotelkamer.

Maar er is iets anders dit keer. Ze zegt: ‘Ik hoorde dat heel veel homo’s in Shanghai zelfmoord plegen. Nee, ik ken er geen, maar ik hóórde het.’

Vóór de reis zou ze nooit hardop hebben gezegd dat ik op mannen val – wel dat ik nog niet de juiste vrouw ben tegengekomen.

De vorige keer was ik gewoon in de war. Nu ben ik 30 en homo.

Die avond zitten mijn moeder en ik in het vliegtuig terug naar Nederland. Mijn moeder bietst een Cup Noodles van een stewardess en vraagt of ik ook wil. Ik weiger. Ze vraagt of ik echt niet wil. Zo laat mijn moedertje zien dat ik er nog steeds toe doe. Mijn familie toont liefde op een andere manier. Misschien lijkt ze ouderwets. Lijkt ze stug. Maar voor mij zal mijn moeder niet de vrouw zijn die het niet heeft geprobeerd.

Eerder gepubliceerd in het magazine van de Volkskrant van zaterdag 30 juli 2016.