Column: Iets over kinderen [de Volkskrant]

Het schaamrood spat op mijn kaken wanneer ik hem per ongeluk spot op straat. Dit is degene die me ooit toefluisterde: ‘Ik lees je als een vies en open boekje.’ Ik houd mijn adem in en zwalk als een peuter, armen zonder richting. Kordaat stappen blijkt onmogelijk als je ineens geen duidelijk doel meer hebt om naartoe te stappen. De man die in mijn richting sjokt, is ook degene die ooit zei: ‘Ik dacht altijd dat wij samen kinderen zouden nemen.’

Toevallig dacht ik deze week nog aan kinderen. Of eigenlijk dacht mijn moeder aan kleinkinderen. Mijn kleine moeder, die in mijn gedachten altijd groenten aan het snijden is met zo’n rechthoekig koksmes, vroeg: ‘En jij? Wanneer krijg jij kinderen?’

Ze vroeg het casual – alsof ik niet al 1, 2, 3 jaar vocht om haar acceptatie nadat ik uit de kast was gekomen, alsof ze niet al jaren droomt van een kleinkind, alsof dat niet het hoogst haalbare is in haar Chinese cultuur. Ze hield haar wijsvinger een beetje krom, langs het mes, en keek vragend op.

Maar: ik hield me mijn hele leven lang zo bezig met het moment van mijn coming-out tegen mijn ouders, met het zoeken naar de juiste gaten en kansen en kieren, dat ik eigenlijk niets had gepland voor daarná.

Daarná, zo had ik in mijn hoofd, begon gewoon ‘het leven, of iets’.

Sluitingstijd

Hij ziet me niet en stopt even voor een winkel. Ik stop ook. Ik herken de manier waarop hij sjokt en toch zijn rug recht houdt eerder dan ik hem zelf herken. Ik las hem nooit als een open boek, maar onthield wel zijn unieke motoriek: mijn hoofd is een YouTube-library vol scheve pinkjes, schoudertics en kauwende mondbewegingen van ex-geliefdes en naasten. Hij draagt nog dezelfde spijkerjas, die ene die we zo vaak kwijtraakten en weer vonden in barretjes.

We leefden ’s nachts, hij en ik. Dan vertelde hij, scheve pink om een Blond, over zijn dronken dromen waarin schildpadden eieren legden onder zijn bed, en ik, pintschuim in snor, over mijn idee van de toekomst nadat ik eindelijk uit de kast was: dat al mijn meubilair en bestek als vanzelf, met de jaren, bij elkaar zouden passen, elkaar zouden versterken.

Maar dat is natuurlijk mijn meeste tragische fout: denken dat het voort blijven tikken van de klok aan de wand van het café tot sluitingstijd, ook automatisch vooruitgang betekent.

‘Wist je’, zei hij dan om 4, 5, 6 uur ’s ochtends, ‘dat een luiaard achteruit kruipt wanneer hij vooruit wil?’

Vooruitgang is hard werken.

Onzichtbare hand

Ik was altijd jaloers op hoe hij zijn leven leidde; ik liet die van mij te veel leiden door waar mijn carrière me bracht, een echo van mijn ouders’ verlangen naar upward mobility. Op het Reddit-forum AsianParentStories heeft dit een naam (op Reddit heeft alles een naam): het onzichtbare-handsyndroom. Hij vroeg me, zoekend naar zijn jas in een bar: ‘Waarom probeer je nog steeds je ouders tevreden te stellen?’

Mijn favoriete herinnering aan hem was een moment waarop hij het nog nooit over kinderen had gehad. We liepen langs de tramsporen in de ochtendzon, hangend aan elkaars nek, op benen zonder richting; soms achteruit als luiaards, soms zwalkend als peuters. Ook sjokken is vooruitgang. Mensen om ons heen startten de stad weer op. Hij zei, zijn zatte wang tegen mijn zatte wang: ‘Laten we een pact maken. Laten we in elkaars leven blijven, in welke vorm dan ook.’

Eerder deze week werd er een podcast opgenomen bij mij thuis.

Het ging over de liefde.

Na 7, 8, 9 keer doorvragen door de interviewer vielen mijn muren als in Jericho, en ik besefte voor het eerst hardop, dat ik nog steeds bij elke nieuwe date onbewust nadenk over wat mijn ouders van hem zouden vinden. Wat er zou gebeuren zodra die onzichtbare hand met een ietwat kromme wijsvinger langs een mes hem zou goedkeuren, dat had ik nog nooit uitgedacht. En dus liet ik hem gaan.

Mijn ex-geliefde loopt langs mij, maar hij ziet me niet; ik ben te ver in mijn kraag gedoken. Ik wil hem vastpakken en iets zeggen, iets over samen sjokken, over schildpadeieren onder zijn bed, iets over dat als we ooit weer met elkaar daten, misschien, ja, nu wel, iets over kinderen, dat het er dan toe moet doen, dit keer wel, ja, het leven.

Of niets.

Eerder gepubliceerd in de Volkskrant op 23 februari 2020