Dit is Pete Wu, een volwassen man die bang is voor water en niet kan zwemmen [Volkskrant Magazine]

Schaamte en angst weerhielden Pete Wu tot ver in zijn volwassen leven ervan te leren zwemmen. Op zijn 32ste probeert hij het alsnog.

 Beeld Hilde Harshagen

Geen zwemspullen bij me, mijn lenzen kunnen uit mijn ogen drijven, het is te koud: tot zomer 2016 had ik, toch al 30 jaar oud, de uiteenlopendste tienersmoesjes wanneer mijn toenmalige geliefde vroeg of ik mee naar het zwembad wilde. Dit alles om een beschamend geheim te verhullen: ik ben een volwassen man die bang is voor water en niet kan zwemmen.

Dit werkt namelijk twee kanten op. Ik kan niet zwemmen, omdat ik bang ben voor water en ik ben bang voor water, omdat ik niet kan zwemmen. Al mijn hele leven doe ik alsof ik wél kan zwemmen, uit schaamte. Toen ik goede vriend Arthur over die smoesjes vertelde, gaf hij me voor mijn 31ste verjaardag mijn eerste zwemlessen cadeau. Met deze vriendelijke stok achter de deur moest ik er wel aan geloven.

Babyvet

Najaar 1994. Ik was 8 jaar, zat in groep zes, had een goudkleurig jampotbrilletje (sterkte -8) en altijd te veel gel in mijn haar. Ook sleepte ik, als zwembandjes om armen en middel, nog het nodige babyvet mee. We waren net met het gezin naar Tilburg verhuisd toen ik in het diepe werd gegooid: alle leerlingen van groep zes moesten op zwemles. Tijdens die eerste zwemlessen was ik onzeker, geen idee wat ik moest doen met mijn lillende ledematen. Ik was al een verlegen nieuweling, nu moest ik ook nog iets doen wat ik niet kon, nooit had gedaan en niet wilde leren. En ik moest daarbij ook nog eens mijn kleren uit doen – een ramp.

We werden beschermd opgevoed, mijn broers, zusje en ik. Mijn ouders hebben, sinds ze in de jaren tachtig naar Nederland emigreerden, altijd een eigen restaurant of snackbar gehad. Dat betekende dat ze nooit tijd hadden om ons met de auto naar een hobby te brengen. Het stereotype dat elke Chinese ouder als een tiger mom of dad de kinderen pusht om schaakgrootmeester, cellistgenie of topturner te worden, ontkrachtten mijn ouders met liefde achter de wokpan. We mochten als kind niet op voetbal (blessuregevaar), niet mee op schoolkamp (te uitbundig) of op vakantie (te duur) en we werden niet aangemoedigd iets anders te doen naast ons huiswerk of meehelpen in de zaak. Vrije tijd had geen prioriteit.

Iedere week haalde een grote bus onze klas op en reden we naar zwembad Stappegoor in het zuiden van de stad. Ik was voor het eerst in mijn leven in een kleedkamer, ik had een rood zwemslipje en een handdoek mee. Als verlegen dikkerd trok ik mijn zwemslip aan over mijn onderboek en deed alsof er niets aan de hand was.

Tijdens de eerste lessen bleek dat vrijwel iedereen al een beetje kon zwemmen. Alleen ik en mijn nieuwe schoolvriend Ibrahim deden het voor het eerst. Steeds weer oefenden we de schoolslag. Eerst droog, op een soort bankje, dan in het water. Soms met zo’n roze of lichtblauw schuimrubberen plankje voor ons om onze kikkerbeweging te verbeteren. Niemand legde mij uit hoe ik mijn adem moest beheersen of waarom we bepaalde bewegingen moesten doen. Het water kwam tot mijn middel, maar ik vond alles eng: de onbekende geur van chloor, het tl-licht, afwisselend de ribbels en gladde tegels onder mijn blote tenen – en zonder mijn bril waren al die bibberende blote bovenlijven om me heen drijvende schimmen.

Beeld Hilde Harshagen

Het idee dat ik mijn lichaam iets moest leren én zelfstandig naar een bepaald diplomaniveau moest brengen (waarbij verdrinken in mijn ogen een reëele mogelijkheid was), klonk erg onaantrekkelijk voor de 8-jarige ik die liever thuiszat om door de encyclopedie te bladeren. Voor de les barstte ik geregeld in huilen uit en dan zei ik dat ik echt niet wilde vandaag. Er was een leraar die me met kungfu-bewegingen en -geluiden aan het lachen maakte en me soms wist te overtuigen alsnog mee te doen. Anno 2018 zou dat als racistisch worden gezien.

Het resultaat na een schooljaar zwemlessen: de zomer kwam eraan en ik was niet goed genoeg om af te zwemmen voor diploma A, terwijl Ibrahim het uiteindelijk wél haalde. Ik was blij dat ik in groep zeven de schoolboeken in mocht duiken in plaats van het water. Zo deinde het idee van zwemmen langzaam van me vandaan, mijn leven uit.

 Schaamte

In de 23 jaren die volgden, kwam de behoefte aan een zwemdiploma nooit naar boven. Maar de schaamte om toe te geven dat ik niet kon wat iedereen in Nederland wel leek te kunnen, bleef. Wat moest ik zeggen als iemand vroeg of ik mee ging zwemmen in de Amstel? Of met mij op strandvakantie wilde? Er waren zeldzame keren dat ik wel het water in móést, juist om mijn angst voor water en de schaamte van het niet-kunnen te verhullen. Zo ging ik negen jaar geleden op kampeervakantie naar een Japans strand. Ik had de bravoure om in zwemkledij de Stille Oceaan in te lopen. Mijn voeten raakten de zandbodem, maar dat merkte ik niet want ik had het vooral te druk met het ophouden van een façade voor mijn toenmalige verkering. Ik spartelde wat, tot mijn geliefde me zwemmend kwam vragen wat ik aan het doen was.

Maar toen een nieuwe geliefde een fanatieke zwemmer bleek te zijn, kon ik niet meer ontsnappen aan polsen, nekken en handdoeken die naar chloorwater roken, aan het wachten tot hij terugkwam uit het zwembad en aan de vraag of ik niet eens mee wilde gaan. En nu kreeg ik dus die zwemlessen cadeau.

De meeste vrienden aan wie ik vertel dat ik mijn A-diploma ga proberen te halen, reageren verbaasd. Eén vriend vraagt waarom ik een papiertje nodig heb om mezelf te definiëren. Het gaat om zelfvertrouwen, zeg ik. En ik wil het doen om niet te verdrinken als ik in een gracht val, om als dertiger een nieuwe vaardigheid te leren, om me over de schaamte uit mijn jeugd heen te zetten en om een keer wél mee te kunnen zwemmen tijdens een zomerse dag.

Chloorgeur

November 2016. We zijn net het zwembad in als ik meteen in het diepe word gegooid: een lesbad van 1,40 meter diep. Niks schoolslag op een bankje of rubberen plankjes. Ik heb speciaal voor de lessen een hippe zwembroek gekocht en ergens een zwembril opgeduikeld. Ik ben zenuwachtig om weer die combinatie van chloorgeur, tl-licht en ribbeltegels te ondergaan, maar gelukkig ziet niemand het angstzweet op je voorhoofd wanneer je al nat bent. Vriend Arthur gaat de eerste lessen mee: hij wil zijn B-diploma halen.

De Surinaamse instructeur Harald vraagt ons, tien nieuwe zwemleerlingen, rustig te beginnen met simpele dingen. Ons klasje is divers: jongvolwassenen en ouderen, Aziaten en Surinamers. De eerste oefening: me laten drijven met mijn hoofd in het water terwijl ik rustig uitadem alsof ik een kaarsje uitblaas. ‘Gewoon rustig op je buik in het water liggen, verder niets,’ zegt Harald. ‘Je moet wennen aan het water.’

Tijdens deze eerste les wordt het grote verschil met mijn 8-jarige ik al snel duidelijk, want ik voel wel wat ongemak, maar paniekverschijnselen (hartkloppingen, zweet op m’n voorhoofd) blijven uit. Terwijl ik belletjes blaas, weet ik namelijk dat ik gewoon kan gaan staan in het lage water, dat deze instructeur meer aandacht heeft voor mij en de anderen omdat het klasje kleiner is, dat iederéén in deze les niet (goed) kan zwemmen én dat ik als volwassene rationeel kan nadenken over welke handeling precies wat doet. Ik heb na de eerste les een snor die naar een wc-borstel ruikt, ook iets wat ik op mijn 8ste niet had. En ik lees ergens dat een 25-meterbad gemiddeld 75 liter urine bevat. Stay hydrated, kids.

Langzaamaan leer ik tijdens de zondagavondlessen de vier verplichte slagen voor diploma A, de school- en rugslag en de borst- en rugcrawl. Meestal krijg ik meteen te horen wat ik fout doe, hoe iets wel moet en waarom: harder trappelen zorgt ervoor dat ik tijdens de rugslag horizontaler zwem, mijn hoofd meer naar achteren houden helpt ook. Het onhandige is dat ik soms te veel nadenk over wat ik aan het doen ben, waardoor ik vergeet te ontspannen en daardoor geen soepele arm- en beenbewegingen kan maken.

Ringen en ballen

De lesopdrachten worden steeds diverser, mede door nieuwe instructeur Maarten, die ons ringen en ballen gevuld met zand van de bodem van het bad laat rapen, over drijvende matten in het water laat klimmen of door gaten in een zeil onder water laat duiken. Ook wordt het zwembad met een druk op de knop elke paar lesmaanden wat dieper: van 1,40 meter gaat het naar 1,80 en uiteindelijk 2 meter diep.

Ik leer de andere leerlingen beter kennen. Een oudere zwarte man ziet de lessen vooral als watertherapie, een vrouw van in de 50 wil beter kunnen zwemmen voor tijdens haar vakantie in Suriname en een jonge Aziatische vrouw vertelt dat zij en haar vriend willen meedoen aan Mud Masters – een soort triatlonachtige competitie waar zwemmen een essentieel onderdeel van is. Een kleine Turkse zucht elke les hard en rolt steeds met haar ogen wanneer de instructeur iets uitlegt, maar ook zij gaat stug door. De brede Italiaanse jongen blijft altijd doorzwemmen zonder me aan te kijken.

Na een tijd worden bepaalde bewegingen me steeds meer eigen, de kikkerbeweging of het watertrappelen bijvoorbeeld. Heel soms ben ik me nog bewust van de beginnersfouten van ons zwemklasje. Alle bezoekers die het zwembadgebouw betreden, kijken vanuit de lobby recht op het lesbad. Maar mijn schaamte heeft plaatsgemaakt voor iets anders, voortgestuwd door de vorderingen die ik maak: de wil om het diploma dat me op mijn 8ste is ontglipt, alsnog te bemachtigen.

In januari 2018 is het zover. Ik sta tot net onder mijn mond in helblauw chloorwater, mét een oude H&M-broek, daarboven een slaap-T-shirt, daaronder een paar afgetrapte gympen. Na iets meer dan een jaar mag ik afzwemmen. Ik en de anderen gaan achterover liggen in het water en doen de verplichte onderdelen: de schoolslag en rugslag, eerst met en dan zonder kleding, duiken door een gat in een zeil onder water, de borstcrawl en rugcrawl, en uiteindelijk uitdrijven en watertrappelen.

Of ik geslaagd ben voor mijn A? Vroeger werd de jonge kinderen die nog niet klaar waren voor het afzwemmen, verteld dat ze volgende week niet aanwezig hoeven te zijn, zodat ze die dag niet hoeven te zien hoe hun leeftijdgenootjes wél slaagden voor hun diploma’s. Er blijkt niets veranderd: dat ik mocht afzwemmen, betekent eigenlijk dat ik al geslaagd was, net als iedereen uit mijn zwemklasje. De patat en het zwemfeestje blijven uit, maar de opluchting en een appje van mijn trotse moedertje worden door mijn 32-jarige ik enorm gewaardeerd.

Ik had nooit gedacht dat de schoolslag mijn nieuwe beste vriend zou worden in de baantjes die ik nu wekelijks trek. Maar het vreemdste en ook meest bevredigende gevoel ervaar ik wanneer ik onder water uitadem, waardoor ik nog dieper kan duiken of zwemmen.

Maak ik me zorgen dat ik, nu ik mijn A-diploma binnen heb, alsnog in de woeste zee verdrink, omdat het zeewater niet transparant blauw is, maar troebel en donker? Of omdat ik niet altijd mijn zwembrilletje bij me zal hebben? Ja, natuurlijk. Maar het gevoel dat ik het water nu in durf, 23 jaar na de koude tegels van zwembad Stappegoor, dat alleen al maakt het alles waard. Het is mij gelukt uit de vicieuze cirkel van angst en schaamte te breken. Wie volgt?

Eerder gepubliceerd in het Volkskrant Magazine van 27 april 2018.