Documentairefestival IDFA 2016 opende met de semifictieve film Stranger in Paradise. We spraken met regisseur Guido Hendrikx.
“Ga terug naar je eigen land, repareer je eigen land. Wij willen jullie hier niet. Wir schaffen das nicht.” In het eerste deel van Stranger in Paradise – de openingsfilm van documentairefestival IDFA, dat vandaag begint – legt een blonde meneer op zeer strenge wijze aan een vol klaslokaal met verschillende echte vluchtelingen uit hoeveel zij Europa gaan kosten en waarom ze absoluut niet welkom zijn. Europa is niet bepaald het paradijs dat zij in hun hoofd hebben, wil hij zeggen.
Daarmee kiest de 29-jarige regisseur Guido Hendrikx voor een knaller van een openingsscène. Zijn confronterende semifictieve documentaire bestaat uit nog twee segmenten die elk een deel van het vluchtelingendebat verbeelden. In Stranger in Paradise staat de – zo blijkt – acteur Valentijn Dhaenens drie keer voor het klaslokaal en speelt hij drie keer iemand anders.
In het tweede deel van de film is hij juist het tegenovergestelde van een rechtse hardliner en legt hij als linkse idealist op empathische wijze uit waarom Europa heel veel vluchtelingen zou moeten opvangen – uit schuldgevoel over de kolonisatie. In het laatste deel speelt Valentijn een bureaucraat die vluchtelingen de klas uitstuurt op basis van voorwaarden om een verblijfsvergunning te krijgen: iedereen wordt gelijk en volgens de regels behandeld en alleen als je kunt bewijzen dat je een vluchteling bent maak je kans op een vergunning.
We spraken Guido over de keuzes die hij maakte in het filmproces en hoe hij zelf in het vluchtelingendebat staat.
VICE: Ha Guido! Je film gaat IDFA openen. Hoe is dat?
Guido Hendrikx: Ik was wel verrast. Meestal worden werken van wat meer ervaren makers gekozen. En de film was nog niet af toen hij werd geselecteerd. Ze hebben een werkversie gezien.
Waarom is hij dan gekozen als openingsfilm, denk je?
Goeie vraag, ik weet het niet. Het vluchtelingendebat is wel een actueel thema, en de invalshoek en de vorm van de film zijn wat ongewoon.
Hoe kwam je eigenlijk op het idee voor deze film?
Ik las een artikel over het Veld der Naamlozen op Lampedusa, de plek waar verdronken vluchtelingen werden begraven. Dat vond ik intrigerend, dus ik ging er in 2013 naartoe – oorspronkelijk voor een ander filmidee. Daar sprak ik veel met migranten. Ik had er alleen maar krantenkennis over, dus ik was erg verbaasd over de enorme kloof tussen hun hoop voor de toekomst en de kansarme werkelijkheid. Terug in Nederland ben ik na gaan denken over die kloof, en vooral over de machtsverhouding die daarachter schuilgaat: hoe kan dat verschil ontstaan? Die verhouding heb ik altijd groot omcirkeld in mijn hoofd en dat is de kern van Stranger in Paradise geworden: hoe de gelukkigen in Europa omgaan met het verlangen van migrant naar geluk.
Je koos ervoor om een acteur te gebruiken om drie verschillende situaties uit te beelden. Waarom?
Ik moest bedenken hoe ik die machtsverhouding moest verbeelden, want het is vrij abstract. Ik dacht aan Enjoy Poverty van Renzo Martens, die ik ooit op IDFA heb gezien. In die documentaire zie je dat de regisseur de hoofdpersonage als een instrument gebruikt; het is meer dan gewoon met een camera achter iemand aanlopen. Dat leek me ook mooi bij dit verhaal. Zo kwam ik op het idee van een acteur. Het wordt niet vaak gedaan, dus het is sowieso de moeite waard.
Hoe ging het schrijfproces? Je hebt de film strikt in drie delen opgesplitst. Waar kwamen de sentimenten vandaan? Uit nieuwsberichten, je omgeving, jezelf misschien?
Die delen met de rechtse hardliner en de empathische, door schuldgevoel gedreven idealist zijn helemaal gehengeld uit de actualiteit, de publieke opinie, het hele discours van het debat, verschillende fora zoals de reacties op Geenstijl. En ik heb veel gekeken naar hoe Wilders zijn argumentatie opbouwt. Op een gegeven moment zie je ook steeds dezelfde argumenten terugkeren. Dan is het cirkeltje van die ideologie en retoriek rond.
Maar voor het tweede deel dan, met de linkse idealist? Was dat anders?
In principe schreef ik dat op dezelfde manier. Ik las veel stukken van linkse opiniemakers die zeiden: “We moeten ze niet als aantallen zien, maar als mensen!” Maar ik vond dat voor een groot deel populistisch idealisme, omdat ik de indruk had dat het een beetje op hetzelfde neerkomt: bij beide kanten worden groepen gecategoriseerd, ofwel tot een bedreiging voor anderen of tot een groep slachtoffers.
Je zei in je director’s statement dat je met de film vooral beschouwt en bekijkt, maar waar sta jij dan?
Dat vind ik moeilijk. Als je al zo lang bezig bent geweest, dan zou je misschien zeggen dat je makkelijker een standpunt kunt innemen, maar ik vind het steeds moeilijker, omdat je erachter komt dat het toch wel complex ligt. Ik zou wel zeggen: ik sta ergens in het midden van die twee extremen. In beide delen zijn wel punten waar ik in mee kan gaan, maar ook dingen die ik belachelijk vind.
Je kreeg van je omgeving de kritiek dat de film afstandelijk en beschouwend is, en dat de migranten krijgen geen gezicht krijgen.
Dat kun je als kritiek zien, maar het was echt het idee om een film te maken vanuit het perspectief van Europa. Die keuze maakten we en daar moesten we dus voor gaan. In een vroege versie van het filmplan stond nog wel een scène waarin een migrant nadrukkelijker aan het woord komt. Daarin is hij wél een complex individu die je leert kennen. Maar ik vond dat toch een beetje laf. Je moet keuzes maken.
Ik zag het tweede deel van de film als commentaar op hoe de linkse kant zich uit, juist omdat het direct volgt op het eerste deel.
Het eerste deel spreekt voor zich, het is vrij makkelijk om daar kritiek op te hebben. Maar je hebt gelijk, in die zin is in mijn film het commentaar op de ene kant net zo groot als op de andere kant. Je kunt je toch afvragen over die progressieve kant: willen ze die migranten nou echt helpen of vooral zichzelf profileren uit een soort distinctiedrang, van ‘Ik sta boven het gepeupel’? Het vooral laten zien dat je beter bent dan die idioten. Ik vind het moeilijk om een oprechte innerlijke drijfveer te zien, en dat probeer ik een beetje over te laten komen. Er is een scene uit de film gehaald waarin de acteur kleren gaat uitdelen in de klas. Dan staat hij vervolgens in de hoek en zie je hem helemaal voldaan smelten van, ik heb ze nu gered.
Een beetje zoals van die blonde meisjes die naar Afrika gaan met het idee dat ze het continent komen redden.
Ja. Het is toch ook vaak van: ‘We gaan twee weken naar Lesbos en zetten dat op Facebook’. Als je goed wilt doen vanuit een innerlijke drijfveer hoef je dat niet wereldkundig te maken, lijkt me. Maar ik ben ook weer niet zo cynisch dat ik zeg dat je dat niet moet doen. Het is toch uiteindelijk beter om waterflessen uit te delen dan niks te doen.
Eerder gepubliceerd op VICE.