Ik weet niet of je zoals ik Six Feet Under honderd keer hebt gezien, maar het opmaken en opbaren van uit elkaar gereten lijken leek mij daardoor altijd een eerbare klus voor mannen die Rico heten. Maar de 26-jarige Laura Bochove uit Amsterdam verstoort dat beeld: de kleine vrouw (1,67 meter hoog) werkte twee jaar lang in een mortuarium in Amsterdam, waar ze binnengekomen lijken waste, restaureerde, aankleedde en in kisten stopte. Intussen heeft Laura twee zoontjes en schreef ze een verhalenbundel, De roze rouwrand.
Ik wil allerlei seksistische dingen roepen, maar ik weet zelf zo rond de twee dingen over lijken opmaken (iets met vocht aftappen en rigor mortis?) en het is gewoon erg sick dat Laura bijna dagelijks boven dode lichamen in verschillende staten van ontbinding hing. Daarom sprak ik haar om te vragen welke gore shit ze allemaal heeft moeten verwerken in haar carrière als overledenenverzorger – van zowel binnengebrachte lichamen als opmerkingen van seksistische varkens als ik.
VICE: Ha Laura, de dood is toch eng? Wat fascineert je eraan?
Laura Bochove: Als klein meisje vond ik al heel fascinerend hoe een lijk eruitzag. Mijn opa’s en oma’s zijn jong overleden, en ik wilde hun lichamen altijd zien. In Nederland is de dood een taboe met mensen in zwart en koffie en cake. Ik wil geen oordeel hebben over hoe mensen rouwen, maar het mag meer een feestje worden.
In 2012 begon je vanuit deze fascinatie maar zonder enige ervaring op je 23ste met de opleiding ‘Professional in postmortale zorg’ in Geldermalsen. Hoe was dat?
Ik zat in de klas met mensen van 40+ die al in de uitvaartbusiness zaten maar nog wilden bijleren. Er zaten ook wel een paar jongere mensen, maar die kwamen uit het leger. Zij hadden gediend in het mortuarium in Afghanistan en Irak en moesten dit er met tegenzin bijdoen. Ik kreeg toen al te horen of ik niet wat anders moest doen zoals uitgaan, jongens, het studentenleven, dat soort dingen.
Je liep eerst stage in een mortuarium. Ik neem aan dat je eerste stagedag niet bestond uit koffiezetten en nietjes tellen?
Op die eerste dag vroeg mijn baas of ik weleens een lijk had gezien. Ik zei ‘Ja, natuurlijk,’ waarop hij een deur opendeed en daar lagen ze naakt in rijen: een soort file van overleden lichamen. Ik dacht: o mijn god, wat is dit? Maar toen ging er een knop om. Ik moest gelijk een mond dichtnaaien.
Hoe ging dat?
Ik vond het wel eng en het lukte me niet gelijk. Die oude vrouw was best wel taai, ik moest echt doorduwen. Het was heftig want één verkeerde beweging en het neusbotje kon eruit schieten. Ik ging met een naald dwars door de kin, de neus en dan de bovenlip, en dacht even van: doe ik je geen pijn? Sorry mevrouw. Maar ik wist ook dat ik met het dichtnaaien van die mond eindelijk deed wat ik al zo lang wilde doen.
Hoe wordt een lichaam opgemaakt?
De mond dichtnaaien doe je vaak als eerst, want het kan gebeuren dat er lichaamssappen uitkomen als je ze omdraait, en dan zitten ze helemaal onder. Ook doe je ze een incontinentieluier om – wacht, je mag het geen luier noemen, ik bedoel een incontinentiebroekje. De ogen maak je dicht met een soort contactlensje met egelachtige stekeltjes die het lid dichthouden. En als je merkt dat de persoon nog een beetje lekt, dan duw je vochtstripjes bij ze naar binnen.
Hm. Hoe goed was jij op een schaal van 1 tot 10?
Een 8. Ik voelde wel dat ik nog lerende was. Mijn baas had jaren ervaring en deed ook aan balsemen. Dan dacht ik weleens dat ik het nooit echt goed zou kunnen, omdat ik zo klein en tenger ben. Als ik dan een dood lichaam opmaakte van negentig kilo, dacht ik bij mezelf: hoe krijg ik dit lichaam in een kist?
Waarom ben je uiteindelijk gestopt?
Simpel: mijn oudste zoon ging naar de basisschool en mijn vriend zat toen in Parijs. Ik kon het gewoon niet combineren.
Hoe zag een normale werkdag eruit?
Ik werkte altijd met nog iemand, de radio stond keihard aan. Soms danste ik een beetje, af en toe praatte ik weleens tegen zo’n dood persoon. Die haalde ik uit de la van de koelcel. Het wegtrekken van het witte laken over het lichaam vond ik altijd een eng moment, want ik had geen idee wat ik kon aantreffen en waar hij of zij aan was overleden.
De doodsoorzaak wordt niet vermeld? Is dat juist niet handig bij het opmaken?
Als iemand echt iets gevaarlijks heeft zoals tuberculose of aids, dan staat er wel een waarschuwing. Ik had bijvoorbeeld een keer een man met een besmettelijke vleesetende bacterie, die wilde ik absoluut niet doen. Hij verpulverde gewoon bijna als ik hem aanraakte. Of er kwam een keer een prostituee binnen die een tijd dood in haar woning had gelegen en al half aan het ontbinden was; je kon zien dat ze heroïne gebruikte. Het zag er allemaal zo intens ranzig uit.
Moest je je daar juist niet overheen zetten voor je werk?
Als ik alleen was geweest dan moest ik wel, maar toen dacht ik vooral aan mijn zoon. Ik wilde niet mijn hele familie besmetten.
Wie moest het dan doen?
Ik vroeg het aan degene met wie ik destijds samenwerkte, een stoere grote man. Normaal zou ik het niet vragen, want dan was ik weer dat vrouwtje dat de hele tijd bang was voor dingen. Maar ik had weleens gevallen van: ‘Als ik dit aanraak dan sterf ik ter plekke’. Ik had grenzen.
Ik dacht dat je juist plastisch te werk moest, met vaste emotieloze handelingen.
Ik heb één keer gehuild. Een jongetje van vier – de leeftijd van mijn zoon – werd binnengedragen in een doek. Hij was net overleden en de kleren die hij aanhad, die had mijn zoontje ook.
Heb je je mannelijke collega’s ook weleens zien huilen?
Nee, helemaal niet. Ik denk dat mannen over het algemeen toch wat minder emoties hebben.
Wat vonden andere vrouwen in de uitvaartbusiness van jou?
De meeste vrouwen werken als gastdame, niet in het mortuarium zoals ik. Ik heb een paar keer gesolliciteerd bij deze oudere vrouwen – ze waren gewoon nasty en keken me aan van ‘Jij bent veel te jong’. Misschien waren ze bang dat er geen plek meer zou zijn voor oude taarten als hen. Maar mannen zijn razend enthousiast.
Waarom?
Zo’n jong meisje maakt hun werk misschien wat leuker? Maar ik werkte uiteindelijk vooral samen met één vrouw. In het begin had ze zoiets van ‘Wat moet zij hier’. Maar later raakten we bevriend.
Maar er waren dus wel mogelijkheden voor jonge vrouwen.
Het mortuarium waar ik werkte was een van de weinigen die mij echt accepteerden. Er was trouwens nog één meisje daar, zo’n stoere gespierde chick uit het leger. Ze is honderd keer naar Afghanistan uitgezonden geweest en had al lichaamsdelen aan elkaar genaaid. Ze zei bij wijze van spreken “O, ik heb zo’n zin in een treinspringer vandaag. Kan ik weer puzzelen.” Treinspringers zijn trouwens niet echt fijn om te zien.
Hoe zien ze er dan uit?
Als een soort van wokkel. En soms half afgebrand.
En wat deed je als er na zo’n ramp halve lichamen werden binnengebracht?
Als de familie per se het lichaam wil zien, dan laat je alleen een intact stukje hand of kaak zien. Als bewijs, en voor hun rouwverwerking.
Wanneer dacht je: dit is echt het mooiste beroep in de wereld?
Ik had een keer een oudere man en die lag al drie weken dood in zijn woning. Hij was aan één kant helemaal groen. Het kostte drie uur werk om hem met make-up en camouflage zijn normale huidskleur te geven. Ik was enorm trots toen dat was gelukt.
Raakte je niet emotioneel afgestompt na al die lijken?
Nee. Op mijn laatste werkdag legde ik twee lichamen naast elkaar: een van 100 jaar, een van 28. Ik trok die laatste kleren van de Zara aan die ik zelf ook zou dragen, pumps en ondergoed van de Hunkemöller. Toen dacht ik nog bij mezelf: wat is dit voor een rare wereld, eigenlijk.
Eerder gepubliceerd op VICE.