Interview: Een treinreis naar de American Dream [VPRO]

VPRO Which Way HomeRijen van wolkenkrabbers en liters Coca-Cola, zo stelt de 14-jarige Kevin uit Honduras zich de Verenigde Staten voor. Hij, en zijn droom om het te maken in Amerika, spelen de hoofdrol in Which Way Home, een documentaire van Rebecca Cammisa. De Amerikaanse filmmaakster volgde maandenlang verschillende jonge kinderen uit Honduras en Guatemala die zonder hun ouders op goederentreinen in Mexico springen en zo proberen het beloofde land te bereiken. Kinderen uit Latijns-Amerika doen dit al tientallen jaren – soms met geluk, soms met harde pech.

We spraken tijdens het Latin American Film Festival in Utrecht (5-12 mei) met Rebecca Cammisa.

Hoe heeft u de kinderen benaderd?
‘Nou, Kevin kwam naar ons toe! Ik, de cameraman en de geluidsman stonden bij de sporen te wachten en te kaarten. Hij wilde met ons mee spelen, en vroeg ons wat we met die camera deden. We legden het uit, en hij vroeg of we hem niet wilden filmen.’

Het moet best eng zijn voor een kind, zo’n camera constant op je neus…
‘Sommigen van de kinderen die we tegenkwamen vonden het idee inderdaad maar niks. Maar er waren ook kinderen die graag voor de camera wilden spreken. Het gaat om hoe je ze benadert. Je vertelt ze wat je doet, legt de situatie uit. Vooral Kevin, Fito en Yurico waren uitnodigend. Die jongens waren vriendelijk; heel direct en makkelijk om mee te werken. Ze speelden geen spelletjes met ons: als ze zeiden dat ze iets gingen doen, dan deden ze dat ook.’

Had u aldoor contact met de ouders van de kinderen die u filmde?
‘We belden niet elke dag, maar wel regelmatig om ze te vertellen hoe het met hun kinderen ging, en wat we aan het doen waren. Maar ik legde ook duidelijk uit dat wij niet verantwoordelijk waren voor de kinderen. Wat we deden in Mexico was namelijk ook illegaal voor ons als crew. En we wilden ook alleen observeren en documenteren.’

Was dat niet moeilijk? Dacht u niet van, Ik wil deze kinderen nu helpen?
‘Natuurlijk wilde ik ze het liefst meenemen in mijn bestelbusje en naar het noorden racen. Maar ik dacht ook: zal mijn bemoeienis hen helpen of alleen maar slechtere dingen opleveren? Zodra je hen helpt ben je geen filmmaker meer, maar een activist of een smokkelaar. Dat was niet waar we voor kwamen.’

Maar u kunt niet ontkennen dat de kinderen die u gevolgd hebt, bepaalde voordelen hadden, die andere kinderen die dezelfde tocht maakten niet hadden.
‘Nou, het was niet zo dat we ze elke dag naar huis lieten bellen. Hun levens waren niet anders: ze leden nog steeds onder de omstandigheden, en werden nog steeds opgepakt. Dat is ook het doel van de film: om de werkelijkheid te documenteren. Toch vond ik het niet eerlijk om een film te maken, en dan weg te lopen en tegen de kinderen te zeggen: ‘Hier is mijn film, doei! Heb een fijn leven, kinderen!’. We hadden altijd al in gedachten om, zodra de documentaire af was, een donatiefonds op te zetten voor de kinderen en hun ouders. We wilden ze belonen voor het feit dat ze ons in hun levens lieten.’

Zijn die kinderen eigenlijk naïef volgens u om zo’n barre tocht alleen te maken?
‘Bij Kevin weet ik dat hij erg goed over na heeft gedacht – hij wil zijn moeder helpen en dat is een hele realistische gedachte. Maar aan de andere kant zegt hij wel dat hij naar Times Square wil om schoenen te poetsen. Hoe lang denk je dat het duurt voordat een minderjarige schoenpoetser wordt opgepakt op Times Square? In Honduras kan dat misschien, maar in Amerika niet. Zijn aanpak en vaak die van anderen is naïef.‘

U moest zelf op de treinen klimmen om te filmen. Wat voor problemen kwam u hierbij tegen?
‘Bij elkaar zaten we maar 6 tot 7 dagen op een trein, maar we hebben zoveel meegemaakt – zowel op de trein als naast het spoor. We waren bijvoorbeeld bijna ontspoord – dat moment zie je ook in de film. Ook is mijn geluidsman… ik zou het niet ontvoerd willen noemen, maar hij werd tegen zijn wil vastgehouden door Mexicaanse gangmembers en moest zichzelf eruit praten. Een andere keer bedreigde een man ons met de dood – die werd even later zelf neergestoken, en we waren toen juist blij dat dat gebeurde.’

Omstanders zagen u constant filmen. Voelde u zich niet als een indringer?
‘Het is waar: we drongen eigenlijk een enorm crimineel netwerk vol corruptie binnen. Maar ik legde uit wat we deden, we richtten onze camera niet op hen, en probeerden hun handelingen niet te filmen. Ze zagen dat we niet logen en geen bedreiging vormden, en zo verdienden we hun vertrouwen.’

En het feit dat u een Amerikaanse vrouw bent, hielp dat?
‘Nou ik liep er juist niet te koop mee, en de meeste tijd hield ik mijn mond dicht. In de Mexicaanse cultuur wordt alles namelijk gerund door mannen.’

Maar u was als regisseuse toch de baas!
‘Natuurlijk! Maar het slimste wat ik daar deed, was te doen alsof ik niet de baas was. Toen op een gegeven moment mijn cameraman me voorstelde als de regisseur, en alle Mexicaanse mannen me geschrokken aankeken, dacht ik: ‘Oké, ik doe vanaf nu gewoon alsof ik de assistent ben die alle spullen draagt.’ Dus ik hield me stil. Want wat maakt het uit? Als mannen zich daar fijner bij voelen, prima. Zolang de film maar gemaakt wordt op de manier zoals ik het wil.’

Inmiddels is het alweer vier jaar geleden sinds u Which Way Home hebt gefilmd. Hoe gaat het bijvoorbeeld met Kevin?
‘Ik heb hem twee weken voor het laatst gesproken. Kevin heeft inmiddels, na een tweede nieuwe treintocht, een Amerikaanse verblijfsvergunning gekregen. Hij zit op een veilige plek ergens in Californië, en leert nu Engels. Volgens mij is hij nu best gelukkig.’

Een happy ending?
‘Het is wat je er zelf van maakt. Je kunt ook naar de Verenigde Staten komen en je niet goed gedragen of je kunt voor je dromen gaan. De keuze is aan hem.’

 

Eerder gepubliceerd op VPRO Cinema.nl.