Het Wenzhouhua geldt als de moeilijkste variant op het Chinees. Er is één Nederlander die het dialect vloeiend spreekt: Jan Meulenberg (52). Zijn liefde voor de taal had grote gevolgen.
Tilburg, pakweg twintig jaar geleden. Ik was een beginnende puber toen op een dag een noeste blonde Nederlander onze keuken binnenstapte. Mijn broers, zusje en ik moesten hem ‘Oom Jantje’ noemen.
Jan Meulenberg gold als een aangetrouwde oom, want zijn eerste vrouw was de zus van de zwager van de neef van mijn Chinese vader. Toen we nog klein waren, hoorden we al verhalen en geruchten over deze Jan. ‘Oom Jantje’ was volgens die verhalen de enige buitenstaander in de Chinese Wenzhou-gemeenschap in Nederland. Hij zou als een soort celebrity op de Chinese televisie zijn verschenen omdat hij ‘onze’ Chinese streektaal vrijwel accentloos zou beheersen.
Wenzhouhua: Taal van de duivel
Dat is uniek, want dit zogeheten ‘Wenzhouhua’ geldt als de taalversie die het meest verschilt van de officieel onderwezen taal in China, het Mandarijn-Chinees. De taal uit de Oost-Chinese kuststad Wenzhou wordt door ongeveer vijf miljoen mensen gesproken en is qua grammatica en uitspraak zo eclectisch en schrikwekkend anders dan het Mandarijn, dat Chinese niet-sprekers het de ’taal van de duivel’ noemen. Naar verluidt gebruikten Chinese militairen het Wenzhouhua als codetaal in oorlogen om niet te worden afgeluisterd door de vijand. En die middag sprak de legendarische Jan het in onze keuken, tot mijn grote verrassing.
Daarna hoorde ik eigenlijk niets meer over hem. Wat zou er met Oom Jantje zijn gebeurd? Als ik via mijn ouders zijn telefoonnummer achterhaal, probeer ik Jan te contacteren voor een interview. Hij geeft geen gehoor of houdt de boot af. Wat blijkt: de inmiddels 52-jarige Jan probeert al jaren aan de aandacht van de media te ontsnappen. Pas na een jaar vol mailtjes, Facebookberichten en sms’jes van mijn kant, kan ik hem overhalen zijn verhaal te doen over hoe en vooral waarom hij zo’n ongewone taal heeft geleerd. Het begon allemaal, zo vertelt Jan uiteindelijk, toen hij 12 jaar was.
Restaurant
Zijn obsessie voor de taal en de cultuur van mijn ouders begon in Middelburg in 1976, in de keuken van het Chinese restaurant Au Paradis Chinois aan de Pottenmarkt, dat gerund werd door een echtpaar uit Wenzhou. Het was puur toeval dat hij juist bij Wenzhou-Chinezen terechtkwam: toen een broer van Jan in dat restaurant stopte als afwasser, werd Jan naar voren geschoven, als 12-jarig jochie.
Hij had meteen een goede klik met zijn collega’s uit Wenzhou. Hij vond in de Chinese keuken wat hij thuis miste: zijn ouders hadden het niet breed en hadden weinig aandacht voor hun kinderen. Ze lieten Jan, zijn twee broers en zus hun gang gaan. Ze maakten hun eigen speelgoed, en als Jan jarig was, kreeg hij de oude voetbalschoenen van een oom of zijn oudste broer. Doordeweeks ging Jan naar de mavo en in het weekend stond hij tot zijn 19de, elk weekend, in verschillende Chinese keukens. Jan: ‘Die mensen daar spraken met me en begrepen me, mijn ouders niet.’
Zijn collega’s waren vaak illegalen, koks die hun enige vrije dag in de week besteedden in het casino of in gokhallen. In weekenden bleef Jan met regelmaat logeren bij deze Chinese collega’s. Ze aten samen, keken Kantonese video’s of gingen samen naar Amsterdam, waar destijds nog weleens Chinese films in de bioscoop draaiden.
De vriendschappen die Jan als puber sloot met de Wenzhounese koks begonnen ietwat stroef: ze spraken elkaars taal niet. Daar besloot Jan wat aan te doen. ‘In het begin verstond ik de gesprekken niet, maar ik beloofde mezelf: ik ga goed luisteren en dingen opschrijven. Na een tijdje begon ik steeds meer woorden te herkennen. Ik werd helemaal hoteldebotel van de Chinese taal.’
Het leren begon met het in schriftjes opschrijven van de Chinese karakters die hij in het restaurant had geleerd. Dat waren niet eens echte karakters, maar afkortingen voor bestellingen als ‘nasi speciaal’, ‘babi pangang’ en ‘loempia’. Daarna volgden simpele woorden als slapen, eten, lekker, niet lekker en – zoals het gaat met nieuwe talen – scheldwoorden als stommerik. Vervolgens leerde Jan volledige zinnen. ‘Op een gegeven moment sprak ik het zo goed, dat ik bij het luikje in het restaurant mocht staan om de bestellingen door te schreeuwen, in vloeiend Wenzhouhua: Twee rijstepap, één nasi!’
Buitenbeentje
Zo werkte Jan zich op van afwasser tot kok en niet veel later tot ober. Meer en meer leefde hij toe naar het weekend, naar de momenten in de warme keuken waar hij de taal kon oefenen op zijn collega’s. ‘Een normaal kind gaat in het weekend buitenspelen en heeft familiaire verplichtingen, maar ik wilde altijd werken.’
Eigenlijk wilde hij niet meer naar school, waar hij vanwege zijn obsessie voor het Wenzhouhua een vreemde eend in de bijt werd gevonden. Jan: ‘Ik werd wel geaccepteerd op school, ook met sporten en zo, maar ik was anders. Ik was altijd met China en werken bezig en sloeg daarin totaal door. Ik was een buitenbeentje. Mensen vonden het overdreven. Sommige Nederlanders dacht in die tijd dat China nog een land was waar ze achter de koeien aanliepen. Het was geen leuke periode.’
En dus ging hij, na het behalen van zijn mavo-diploma, meteen terug de Chinese restaurants in. Tegelijkertijd groeide ook zijn wens om naar het land te gaan waarvan hij de taal en cultuur steeds beter begreep. Die wens kwam uit in 1984, op zijn 19de: een collega en inmiddels goede vriend vroeg hem mee naar zijn familie in China. Ze reisden via Shanghai naar Wenzhou, de stad waar ze ‘zijn’ taal spraken.
Paradijs
Het voelde als aankomen in het paradijs, zo beschrijft Jan het. Vanaf het moment dat hij van de boot stapte en de taal om zich heen kon verstaan, waande hij zich geen moment meer in een onbekende stad. ‘Als ik niks te doen had, stapte ik gewoon op de fiets en reed ik door de stad. Omdat ik de taal sprak, leerde ik ook gemakkelijk mensen kennen.’
Maar Jan bleef natuurlijk een blonde Hollander in een stad vol Wenzhounezen; overal werd hij aangestaard en elke ontmoeting bleven mensen zich verbazen over zijn beheersing van de taal. Soms speelde Jan daarmee. Dan zat hij aan tafel bij Chinezen die hij niet kende en wachtte hij expres tien minuten voor hij zijn mond opendeed. ‘Zag ik al die ogen steeds groter worden. Dat blijft leuk, tot op de dag van vandaag.’
Jan trouwde met een meisje uit Wenzhou. De goede vriend en collega die hem meenam naar Wenzhou bezwoer hem dat het niet zijn intentie was, maar tijdens die eerste reis in 1984 werd Jan gekoppeld aan diens jongere zusje. Jan was niet verliefd, maar voelde een verplichting tegenover de vriend die hem onder zijn hoede had genomen. ‘Ik dacht: die verliefdheid komt nog wel, en ik wilde geen nee tegen hem zeggen.’ Ze kenden elkaar nog geen drie maanden toen hij met haar trouwde, hij was 20 jaar.
Via de Chinese vrienden- en kennissenkring van zijn kersverse vrouw werd Jan opgenomen in de Wenzhounese gemeenschap in Nederland, en zo leerde hij op elk etentje en feestje weer nieuwe woorden en grappen. Met financiële steun vanuit die gemeenschap kochten Jan en zijn vrouw in 1986 op zijn 22ste een eigen zaak, een cafetaria in Spijkenisse. Binnen een jaar verdienden zij hun startkapitaal terug.
Er volgde een periode van vele feestjes met Wenzhounese vrienden in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Jan opende snackbars en wegrestaurants in Eindhoven, Geffen en Liempde en kreeg twee zoons en een dochter.
Hij leefde en kleedde zich als zijn Chinese vrienden: ‘Als mijn Chinese vrienden een Mercedes of BMW kochten, wilde ik dat ook. Ik liep automatische mee: merkkleding aan, Rolex om.’ Overal waar hij kwam in Nederland werd hij liefkozend ‘Jantje’ genoemd. ‘Er werd tegen me gezegd: je bent geen Nederlander, maar een Wenzhounees.’
Kijkcijfers
In 1996 reisde Jan opnieuw naar zijn geliefde China. Daar merkte Jan hoe snel het nieuws rondging dat hij die ene Wenzhouhuasprekende Nederlander was. Een verre kennis in Wenzhou zag brood in Jan – hij had via familieleden in Nederland over hem gehoord en dacht dat een optreden van deze Jan in zijn lokale televisieprogramma de kwakkelende kijkcijfers konden opkrikken. Jan zei ja, en dus werd hij op een avond in de studio ondervraagd door een televisiepresentator. In een kort item moest Jan in het Wenzhouhua uitleggen hoe hij als buitenlander de taal zo onder de knie had gekregen. Het gewenste effect werd behaald: het programma werd een succesnummer en is nog steeds op televisie te zien.
Na zijn eerste televisieoptreden volgde een radioshow waar mensen konden inbellen om Jan vragen te stellen of hem uit te dagen bekende rijmpjes in het Wenzhouhua op te zeggen. In 2001 was hij te gast in een typische Chinese zaterdagavondshow vol muzikale acts en sketches, waar hij een liedje in het Wenzhouhua moest zingen.
Dat optreden betekende zijn grote doorbraak. De eigenaar van een frisdrankfabriek, toevallig aanwezig in het publiek, nam Jan prompt mee uit eten en haalde hem over om voor een bescheiden bedrag in een reclamespotje een soort kruidenthee aan te prijzen. Wat Jan niet wist, was dat het spotje wekenlang elke avond op primetime op televisie werd uitgezonden. Er volgde een stortvloed aan verbaasde reacties en lof en mensen begonnen hem op straat te herkennen.
In de jaren die volgden, vloog Jan nog regelmatig naar China. Intussen ging het persoonlijk minder goed met hem: hij scheidde in 2005 van zijn eerste vrouw. Het betekende een ommekeer in zijn leven. Ineens viel hem op hoe klein de Chinese gemeenschap in Nederland was: een hoop van zijn vrienden gaven na de scheiding ineens geen gehoor meer.
Op feestjes durfde hij zich niet meer te vertonen. Jan verkocht zijn zaken en startte een agentschap waarbij hij optrad als tussenpersoon tussen Nederlandse en Chinese bedrijven. Ook leerde hij een andere vrouw uit Wenzhou kennen en trouwde met haar.
Jan en zijn nieuwe vrouw reisden voor zijn agentschap zeven jaar lang langs Chinese fabrieken en leefden in hotels. Daarna startte hij een aantal bedrijven die goederen vanuit China naar Nederland importeerden. Zijn mediaoptredens in China stopten. De wereld hoorde steeds minder van hem. ‘Jantje’ werd weer gewoon Jan Meulenberg.
Social media
Jan spreekt nog steeds Wenzhouhua met zijn vrouw en met zijn kinderen van inmiddels 22, 28 en 29 jaar, en dat blijft een rariteit. Hij is in al die jaren nog nooit een andere Nederlander tegengekomen die net als hij Wenzhouhua spreekt, hoogstens een paar woordjes of een liedje.
Die mediastilte heeft hij niet vol kunnen houden – daarvoor is het feit dat Jan vloeiend Whenzhouhua spreekt, te opmerkelijk. Zo werden er een tijdje geleden in het Spaanse Alicante nog filmpjes van hem gemaakt toen hij met Chinese kennissen aan tafel zat te eten, filmpjes die vervolgens werden gedeeld op sociale media. Elke keer als dat gebeurt, krijgt Jan weer een stroom aan berichtjes van Chinese kennissen die hem weer ergens hebben gezien, op internet of WeChat.
Dit interview zal ook wel niet helpen. Ik vraag Jan of hij dat erg vindt. Hij zegt: ‘Ik kan niet altijd binnen blijven. Ook al wil ik het niet, ik word toch weer telkens gedwongen Jantje te zijn.’
Lof
Vorig jaar regende het complimenten op Weibo, de Chinese variant van Twitter: in de Amerikaanse FBI-serie Blindspot duikt een vrouw op die lijdt aan geheugenverlies, maar die ineens vloeiend Wenzhouhua blijkt te spreken. Normaal gesproken is in Amerikaanse producties weleens Mandarijn of Kantonees te horen. Maar in Blindspot klinkt ineens dus de zeer lokale en berucht moeilijke Chinese taalvariant Wenzhouhua. In de serie beschouwt de FBI het Wenzhouhua, net als de Chinezen, als onverstaanbaar en bijna ‘niet Chinees’. Vandaar ook de lof van Weibo-gebruikers voor de keuze van de Blindspot-makers: als de Chinezen zelf de taal niet eens kunnen verstaan, dan de Amerikaanse FBI al helemaal niet.
Eerder gepubliceerd in de Volkskrant.